En zo is het goed.

Stilstand is achteruitgang, alles neemt steeds weer nieuwe vormen aan, energie stroomt en gisteren was eergisteren al geschiedenis.

Ik geniet daar van. Doe er volop aan mee. En sta – ook – meer dan eens te kijken van de snelheid waarmee we evolueren.

Nog even en artificial intelligence komt op het punt waarbij we moeten gaan oppassen, quantified self en gentechnologie gaan ons leven verlengen en wellicht maken we zelf nog mee dat de kwantumtheorie de relativiteitstheorie ergens in het midden ontmoet.

Daarbij ontsnap ik langzaam maar zeker uit een vakgebied dat 20 jaar geleden al ten dode opgeschreven was.

Eindelijk.

De dinosauriers onder de merken houden het niet lang meer vol, media worden steeds meer van ons, business modellen worden democratischer, life time employment kan gelukkig niet eens meer goed geschreven worden door een generatie digital natives die zelfs vóór hun schooldiploma binnen is al een start-up begint, connectiviteit zorgt voor steeds meer empathie wereldwijd en merken als Google en Apple zijn tegenwoordig al old skool, en worden in incubatietijd in een oogwenk ingehaald door de AirBNB’s en Uber’s van deze wereld die tegelijkertijd een hele economie ontwrichten en opnieuw uitvinden.

Het kan mij niet hard genoeg gaan. Zeker niet als corporates zich door hun domme gedrag eigenhandig uithollen, opheffen en overbodig maken – juichend sta ik aan de zijlijn.

Maar: er zit, soms, ook iets tragisch in. En vooral: iets doms. Iets waar ik met mijn verstand niet bij kan.

Neem nu ‘een’ merk als Volkswagen. Ik noem maar wat, hoor.

Niet mijn favoriete merk. Ik schaar het onder de categorie Opels en Nissan’s waar ik niet dood in gevonden wil worden. Maar dat wil niet zeggen dat ik in vakmatig opzicht geen respect had voor de ‘heritage’ van het merk. In pak ‘m beet 80 jaar tijd stonden er 3 namen aan de basis van deze virtuele waarde waarvan we de afgelopen dagen allemaal hebben kunnen zien hoe kwetsbaar dat eigenlijk is.

Ferdinand Porsche. Adolf Hitler (ja, de waarheid is hard). En Bill Bernbach.

Ferdinand omdat hij het begon, nummer twee negeer ik maar en Bill omdat hij sinds hij met zijn DDB de Volkswagen in de jaren 50 en 60 op onnavolgbare wijze in Amerika introduceerde onsterfelijk werd. In elk geval onder marketeers en creatieven. Sinds die jaren 50 en 60 zat Volkswagen in elk land ter wereld tot aan de dag van vandaag bij het reclamebureau DDB, waar het een eer was als je ‘er op’ mocht werken. Er werd een oeuvre opgebouwd waar prijzenuitdelende reclamefestivals een groot deel van hun bestaan op geteerd hebben.

Moet je je voorstellen dat er nog een vierde naam moet zijn, die historie schreef voor het merk. Een naam die we nooit zullen kennen, vermoed ik. Een ingenieur, waarschijnlijk. Die op een dag op de zaak kwam, en dacht: “Als we die software nu eens tweaken, is dat geen goed idee?”

Een ingenieur die dat idee – neem ik aan – dan ook met zijn afdeling gedeeld moet hebben, waarna het plan zich langzaam een weg vond naar boven, naar het Managementteam, de Raad van Bestuur. Waarop niemand gereageerd heeft met een valide: “Ben je van God los, of zo?”.

Nee, ze gingen het gewoon doen. Ergens op een doordeweekse maandagmiddag, eind jaren 90, stel ik me zo voor. Gewoon, omdat het kan. Geintje. Lachen, man.

Nu, 11 miljoen auto’s wereldwijd verder, verliest zo’n merk in 3 dagen tijd 30 miljard (!) van haar beurswaarde, en sleept de Duitse maakindustrie mee in haar val.

Volkomen terecht. Iets met eigen schuld. Dikke bult. En de – excusez le mot – zeitgeist. Je komt er niet meer mee weg, met dat soort geintjes.

Volkswagen is dood. Morsdood.

En al wat rest is dat prachtige, maar uiteindelijke zinloze creatieve werk.

Een hommage aan Bill. Een hommage aan al die vakbroeders die wereldwijd geschitterd hebben.

Kortom: een hommage aan #pats#boem.

Ik kon het niet laten.

Delen is het nieuwe vermenigvuldigen

 

En zo is het goed.

Stilstand is achteruitgang, alles neemt steeds weer nieuwe vormen aan, energie stroomt en gisteren was eergisteren al geschiedenis.

Ik geniet daar van. Doe er volop aan mee. En sta – ook – meer dan eens te kijken van de snelheid waarmee we evolueren.

Nog even en artificial intelligence komt op het punt waarbij we moeten gaan oppassen, quantified self en gentechnologie gaan ons leven verlengen en wellicht maken we zelf nog mee dat de kwantumtheorie de relativiteitstheorie ergens in het midden ontmoet.

Daarbij ontsnap ik langzaam maar zeker uit een vakgebied dat 20 jaar geleden al ten dode opgeschreven was.

Eindelijk.

De dinosauriers onder de merken houden het niet lang meer vol, media worden steeds meer van ons, business modellen worden democratischer, life time employment kan gelukkig niet eens meer goed geschreven worden door een generatie digital natives die zelfs vóór hun schooldiploma binnen is al een start-up begint, connectiviteit zorgt voor steeds meer empathie wereldwijd en merken als Google en Apple zijn tegenwoordig al old skool, en worden in incubatietijd in een oogwenk ingehaald door de AirBNB’s en Uber’s van deze wereld die tegelijkertijd een hele economie ontwrichten en opnieuw uitvinden.

Het kan mij niet hard genoeg gaan. Zeker niet als corporates zich door hun domme gedrag eigenhandig uithollen, opheffen en overbodig maken – juichend sta ik aan de zijlijn.

Maar: er zit, soms, ook iets tragisch in. En vooral: iets doms. Iets waar ik met mijn verstand niet bij kan.

Neem nu ‘een’ merk als Volkswagen. Ik noem maar wat, hoor.

Niet mijn favoriete merk. Ik schaar het onder de categorie Opels en Nissan’s waar ik niet dood in gevonden wil worden. Maar dat wil niet zeggen dat ik in vakmatig opzicht geen respect had voor de ‘heritage’ van het merk. In pak ‘m beet 80 jaar tijd stonden er 3 namen aan de basis van deze virtuele waarde waarvan we de afgelopen dagen allemaal hebben kunnen zien hoe kwetsbaar dat eigenlijk is.

Ferdinand Porsche. Adolf Hitler (ja, de waarheid is hard). En Bill Bernbach.

Ferdinand omdat hij het begon, nummer twee negeer ik maar en Bill omdat hij sinds hij met zijn DDB de Volkswagen in de jaren 50 en 60 op onnavolgbare wijze in Amerika introduceerde onsterfelijk werd. In elk geval onder marketeers en creatieven. Sinds die jaren 50 en 60 zat Volkswagen in elk land ter wereld tot aan de dag van vandaag bij het reclamebureau DDB, waar het een eer was als je ‘er op’ mocht werken. Er werd een oeuvre opgebouwd waar prijzenuitdelende reclamefestivals een groot deel van hun bestaan op geteerd hebben.

Moet je je voorstellen dat er nog een vierde naam moet zijn, die historie schreef voor het merk. Een naam die we nooit zullen kennen, vermoed ik. Een ingenieur, waarschijnlijk. Die op een dag op de zaak kwam, en dacht: “Als we die software nu eens tweaken, is dat geen goed idee?”

Een ingenieur die dat idee – neem ik aan – dan ook met zijn afdeling gedeeld moet hebben, waarna het plan zich langzaam een weg vond naar boven, naar het Managementteam, de Raad van Bestuur. Waarop niemand gereageerd heeft met een valide: “Ben je van God los, of zo?”.

Nee, ze gingen het gewoon doen. Ergens op een doordeweekse maandagmiddag, eind jaren 90, stel ik me zo voor. Gewoon, omdat het kan. Geintje. Lachen, man.

Nu, 11 miljoen auto’s wereldwijd verder, verliest zo’n merk in 3 dagen tijd 30 miljard (!) van haar beurswaarde, en sleept de Duitse maakindustrie mee in haar val.

Volkomen terecht. Iets met eigen schuld. Dikke bult. En de – excusez le mot – zeitgeist. Je komt er niet meer mee weg, met dat soort geintjes.

Volkswagen is dood. Morsdood.

En al wat rest is dat prachtige, maar uiteindelijke zinloze creatieve werk.

Een hommage aan Bill. Een hommage aan al die vakbroeders die wereldwijd geschitterd hebben.

Kortom: een hommage aan #pats#boem.

Ik kon het niet laten.

Delen is het nieuwe vermenigvuldigen