‘Mensen kijken’.

Sommigen vullen dat in als hobby. Op bijvoorbeeld dating-apps.

Waarbij ze er nog aan toevoegen, volkomen nutteloos ook: ‘op een terras’.

Voor mij is het geen hobby. Het is een default-status. Ik wil leren, opzuigen, observeren, mijn fantasie de vrije loop laten, en dan daar – met alle cynisme van dien, of beter en minder beschadigend ook: ‘ironie’ – weer een verhaal van breien waar ik iets mee kan. Iets aan heb. Mee door kan.

Waar. Of niet.

Ook dat laatste is goed. Vandaag zat ik op een terras. Twee keer hetzelfde, maar liefst. Met Shanna Bussink, die precies begreep waar ik het nu over heb.

Het begon met de plant. Op de voorgrond. Duidelijk niet horend bij het terras, en door iemand meegebracht. De prijskaartjes er nog aan. Maar: wel zo neergezet alsof het op kon gaan in die hele setting. We moesten echt twee keer kijken.

De plant stond pal vóór wie wij noemden, bestempelden als ‘De Eeuwige Vrijgezel’.

De plant benam bijna het zicht op Hem, ook. De Eeuwige Vrijgezel. Die ongetwijfeld jarig was, of werd, of recent was geweest. Er lag namelijk ook een cadeautje, half uitgepakt en aan de vorm te zien duidelijk een boek, het dichtst bij hem.

Logisch. Een boek. De Eeuwige Vrijgezel is namelijk een wat stoffig figuur. Een historicus, maar dan niet in zoiets plats als ‘Geschiedenis’ alleen. Of ‘Kunst’. Nee, nóg stoffiger. Rechtsgeleerdheid, of zo. En dan daar de geschiedenis van. Het zou ons niks verbazen als-ie zelfs professor was.

De Eeuwige Vrijgezel hield zich, ondanks de plant en het boekje, manhaftig staande. Vocabulair duidelijk vele malen sterker dan zijn gezelschap, maar: dat vooral niet uitspelend. Hij begreep donders goed dat ze het goed bedoelden. Hem ‘een leuke middag geven’ – waar-ie zelf helemaal niet op zat te wachten.

Met zijn broer, zijn schoonzus, de beste vriendin van zijn schoonzus en die vrijgezelle vriendin van haar, die al jaren tot bloedens toe werd meegesleept naar alle verjaardagen van hem.

Hoe vaak had-ie al niet laten doorschemeren dat-ie niks van haar moest hebben? Konden die mensen nou nooit eens luisteren, ook naar dat wat niet werd uitgesproken? Dus: oké. Hij ging maar weer naast haar zitten. Voor de zoveelste keer. Wel zo netjes – zo was hij. Maar: wanneer kwam het moment dan dat zij ook eens een keer in ging zien dat-ie gelukkig genoeg was met zijn boeken? Zijn status? Zijn spaarrekening? Dat-ie ‘verder’ helemaal Niks Nodig Had?

En die plant? Die was wel fijn, daar kon-ie zich half achter verschuilen. Maar niet voor ons. Hele verhalen. Echt.

Over hoe-ie straks die plant onder zijn snelbinders zou binden (want: op de fiets… want: géén Tesla, hoewel de spaarrekening van De Eeuwige Vrijgezel dat al vele malen eerder toeliet dan de persoonlijke leningen van zijn broer en schoonzus), en hoe het zwaartepunt van die plant hem zou dwingen af te stappen. En verder te lopen naar zijn al lang afbetaalde huis, waarvan-ie ook niet wist wat-ie er mee aan moest. En wéér alleen thuis zou komen. Waar-ie zo van hield.

“Laat hem, in Godsnaam”, denk je er nog net niet achteraan.

En dan dat k*t-boekje, dat-ie zelf al 3 x via bol.com besteld had, maar wat maar niet aankwam. Dat ze nou nét daar mee aan moesten komen, vandaag, ’Iets’ over kwetsbaarheid – nou: daar hoefden ze hem echt niets over te vertellen, hoor.

Of die vreselijke broer. Die duidelijk aangekleed werd door zijn vrouw – al een jaar of twintig. Dat blauwe, veel te in het oog springende polo-shirt, op een krankzinnig lelijk soort van bruine ‘shorts’ – als dat niet van de Primark was, wist-ie het niet meer. Alles alleen maar ‘om de boel op te halen’ – hem hoefde je niks te vertellen.

Hij verdween met liefde altijd in zijn legergroene polo op zijn even legergroene korte broek – kwaliteit die niet stukgewassen kon worden, en waar hij zich al 20 jaar kleurloos én comfortabel in voelde, hip of niet. Nee: aan zijn lijf geen polonaise. Never. Ever. Ooit. Meer.

De plant, die bracht me bij Luc Besson. En Jean Reno, als vanzelf.

Luc, de geniale scriptschrijver. De begenadigde regisseur .En Jean, de enige acteur die dat ooit begrepen heeft. Bij wie ik in Normandië ooit op slechts 7 kilometer van zijn ‘pied-a-terre’ was, en niet aan durfde te bellen – maar dat terzijde.

En hun doorbraak, gezamenlijk, met ‘León’. Natuurlijk. Het geniale verhaal van de huurmoordenaar die zich ontfermt over een meisje – tegen wil en dank. Waardoor-ie weer eens door iets anders emotioneel breekt dan de eeuwige plant die die met zich meedraagt. En met alle ‘liefde’ die hij kent verzorgd. Water geeft, en tegen praat, ‘m koestert, overal mee naar toeneemt – ook al jaagt de hele Franse politiemacht op ‘m.

Ik begrijp dat wel, van die plant. Die zeikt niet. Die praat niet, die heeft geen mening waar je iets mee moet, die ‘is’ gewoon.

Groen. Die bloeit, floreert. Of niet.

Ook goed.

Die plant, die heeft geen mening. Die observeert gewoon. Als je je dan toch ‘ergens’ aan moet hechten, dan is het wel die plant.

Of: Toch Het Meisje?

De Plant?

Het Meisje?

De Plant?

Geloof me: je wilt niet in zijn schoenen staan. Als onveilig gehecht mens. Die op een onschuldige zaterdagmiddag op een terrasje zit. Mensen te kijken.

En hele verhalen verzint, omdat-ie toevallig – uitgerekend die dag – geen doorgeladen geweer bij zich heeft. Om de rest van de mensheid uit zijn lijden te verlossen.

Want lijden: dat is het.

Hoe dan ook.

Of je nu ‘De Eeuwige Vrijgezel bent. De huurmoordenaar. De Plant. De Regisseur. De Acteur. Het Meisje. De Toeschouwer.

Of.

De.

Toevallige.

Lezer.

Van.

Dit.

Verhaal.

Dat.

Nooit.

Goed.

Afloopt.

Tagged with →  

Delen is het nieuwe vermenigvuldigen

 

‘Mensen kijken’.

Sommigen vullen dat in als hobby. Op bijvoorbeeld dating-apps.

Waarbij ze er nog aan toevoegen, volkomen nutteloos ook: ‘op een terras’.

Voor mij is het geen hobby. Het is een default-status. Ik wil leren, opzuigen, observeren, mijn fantasie de vrije loop laten, en dan daar – met alle cynisme van dien, of beter en minder beschadigend ook: ‘ironie’ – weer een verhaal van breien waar ik iets mee kan. Iets aan heb. Mee door kan.

Waar. Of niet.

Ook dat laatste is goed. Vandaag zat ik op een terras. Twee keer hetzelfde, maar liefst. Met Shanna Bussink, die precies begreep waar ik het nu over heb.

Het begon met de plant. Op de voorgrond. Duidelijk niet horend bij het terras, en door iemand meegebracht. De prijskaartjes er nog aan. Maar: wel zo neergezet alsof het op kon gaan in die hele setting. We moesten echt twee keer kijken.

De plant stond pal vóór wie wij noemden, bestempelden als ‘De Eeuwige Vrijgezel’.

De plant benam bijna het zicht op Hem, ook. De Eeuwige Vrijgezel. Die ongetwijfeld jarig was, of werd, of recent was geweest. Er lag namelijk ook een cadeautje, half uitgepakt en aan de vorm te zien duidelijk een boek, het dichtst bij hem.

Logisch. Een boek. De Eeuwige Vrijgezel is namelijk een wat stoffig figuur. Een historicus, maar dan niet in zoiets plats als ‘Geschiedenis’ alleen. Of ‘Kunst’. Nee, nóg stoffiger. Rechtsgeleerdheid, of zo. En dan daar de geschiedenis van. Het zou ons niks verbazen als-ie zelfs professor was.

De Eeuwige Vrijgezel hield zich, ondanks de plant en het boekje, manhaftig staande. Vocabulair duidelijk vele malen sterker dan zijn gezelschap, maar: dat vooral niet uitspelend. Hij begreep donders goed dat ze het goed bedoelden. Hem ‘een leuke middag geven’ – waar-ie zelf helemaal niet op zat te wachten.

Met zijn broer, zijn schoonzus, de beste vriendin van zijn schoonzus en die vrijgezelle vriendin van haar, die al jaren tot bloedens toe werd meegesleept naar alle verjaardagen van hem.

Hoe vaak had-ie al niet laten doorschemeren dat-ie niks van haar moest hebben? Konden die mensen nou nooit eens luisteren, ook naar dat wat niet werd uitgesproken? Dus: oké. Hij ging maar weer naast haar zitten. Voor de zoveelste keer. Wel zo netjes – zo was hij. Maar: wanneer kwam het moment dan dat zij ook eens een keer in ging zien dat-ie gelukkig genoeg was met zijn boeken? Zijn status? Zijn spaarrekening? Dat-ie ‘verder’ helemaal Niks Nodig Had?

En die plant? Die was wel fijn, daar kon-ie zich half achter verschuilen. Maar niet voor ons. Hele verhalen. Echt.

Over hoe-ie straks die plant onder zijn snelbinders zou binden (want: op de fiets… want: géén Tesla, hoewel de spaarrekening van De Eeuwige Vrijgezel dat al vele malen eerder toeliet dan de persoonlijke leningen van zijn broer en schoonzus), en hoe het zwaartepunt van die plant hem zou dwingen af te stappen. En verder te lopen naar zijn al lang afbetaalde huis, waarvan-ie ook niet wist wat-ie er mee aan moest. En wéér alleen thuis zou komen. Waar-ie zo van hield.

“Laat hem, in Godsnaam”, denk je er nog net niet achteraan.

En dan dat k*t-boekje, dat-ie zelf al 3 x via bol.com besteld had, maar wat maar niet aankwam. Dat ze nou nét daar mee aan moesten komen, vandaag, ’Iets’ over kwetsbaarheid – nou: daar hoefden ze hem echt niets over te vertellen, hoor.

Of die vreselijke broer. Die duidelijk aangekleed werd door zijn vrouw – al een jaar of twintig. Dat blauwe, veel te in het oog springende polo-shirt, op een krankzinnig lelijk soort van bruine ‘shorts’ – als dat niet van de Primark was, wist-ie het niet meer. Alles alleen maar ‘om de boel op te halen’ – hem hoefde je niks te vertellen.

Hij verdween met liefde altijd in zijn legergroene polo op zijn even legergroene korte broek – kwaliteit die niet stukgewassen kon worden, en waar hij zich al 20 jaar kleurloos én comfortabel in voelde, hip of niet. Nee: aan zijn lijf geen polonaise. Never. Ever. Ooit. Meer.

De plant, die bracht me bij Luc Besson. En Jean Reno, als vanzelf.

Luc, de geniale scriptschrijver. De begenadigde regisseur .En Jean, de enige acteur die dat ooit begrepen heeft. Bij wie ik in Normandië ooit op slechts 7 kilometer van zijn ‘pied-a-terre’ was, en niet aan durfde te bellen – maar dat terzijde.

En hun doorbraak, gezamenlijk, met ‘León’. Natuurlijk. Het geniale verhaal van de huurmoordenaar die zich ontfermt over een meisje – tegen wil en dank. Waardoor-ie weer eens door iets anders emotioneel breekt dan de eeuwige plant die die met zich meedraagt. En met alle ‘liefde’ die hij kent verzorgd. Water geeft, en tegen praat, ‘m koestert, overal mee naar toeneemt – ook al jaagt de hele Franse politiemacht op ‘m.

Ik begrijp dat wel, van die plant. Die zeikt niet. Die praat niet, die heeft geen mening waar je iets mee moet, die ‘is’ gewoon.

Groen. Die bloeit, floreert. Of niet.

Ook goed.

Die plant, die heeft geen mening. Die observeert gewoon. Als je je dan toch ‘ergens’ aan moet hechten, dan is het wel die plant.

Of: Toch Het Meisje?

De Plant?

Het Meisje?

De Plant?

Geloof me: je wilt niet in zijn schoenen staan. Als onveilig gehecht mens. Die op een onschuldige zaterdagmiddag op een terrasje zit. Mensen te kijken.

En hele verhalen verzint, omdat-ie toevallig – uitgerekend die dag – geen doorgeladen geweer bij zich heeft. Om de rest van de mensheid uit zijn lijden te verlossen.

Want lijden: dat is het.

Hoe dan ook.

Of je nu ‘De Eeuwige Vrijgezel bent. De huurmoordenaar. De Plant. De Regisseur. De Acteur. Het Meisje. De Toeschouwer.

Of.

De.

Toevallige.

Lezer.

Van.

Dit.

Verhaal.

Dat.

Nooit.

Goed.

Afloopt.

Tagged with →  

Delen is het nieuwe vermenigvuldigen