Je kunt niet alleen in de stal zitten, schrijven.

Of visjes bakken.

Of La van Hoogdalem in slaap sussen.

Of Calvados schenken.

In het kader van elke dag iets doen dat je nog nooit gedaan hebt, maar eens naar de plek gegaan waar bijna 72 jaar geleden de basis gelegd werd voor de hedendaagse politieke verhoudingen in de wereld.

Een dubbeltje op z’n kant was het – Herman verwoordde dat ooit al zo treffend in zijn “Als het nét even anders was gegaan”.

De indrukwekkende sereniteit op deze prachtige begraafplaats, staat in schril contrast met hoe het op D-Day zelf geweest moet zijn. Met z’n 150 duizenden en een volgescheten broek uit een bootje springen en joelend een kustlijn bestormen.

De dood – of de gladiolen.

Boerenjongens uit Wyoming, dijkers en pleiners uit Newark, surfers uit Venice Beach, schoolverlaters uit Ontario. Als stalen konijntjes achter elkaar in een rijtje in de schiettent op de kermis.

‘Pang, tik!’, ‘Pang, tik!, ‘Pang, tik!’ – de een na de ander.

De dood werd het, voor de meesten. En witte lelies. Onder een monument voor hen die vielen. Waarbij ‘vielen’ in geen velden of wegen uitdrukt hoe het werkelijk moet zijn geweest.

Struikelen, eerder. Over het lijk van je voorganger. Uiteengereten worden door mijnen. Aan flarden geschoten vanuit onneembare mitrailleursnesten. In prikkeldraad lopend, aan bajonetten geregen. Vermorzeld onder rupsbanden, gevierendeeld door handgranaten, doorzeefd door lood met holle punten – rochelend in het Franse zand, je longen vollopend met zout water – borrelend, schuimend rood in plaats van kabbelend en rustig rollend blauw.

Ik ben, eerlijk gezegd, niet zo’n herdenker. In Nederland. Ik hou niet van massale rituelen, van groepsgedrag waar 80% niet eens weet wat er nu eigenlijk herdacht of gevierd wordt. Het komt met regelmaat voor dat ik mezelf op 4 mei om 20.10 in de auto terugvind, iets te laat om nog ergens bij stil te staan. Met een licht schuldgevoel dat de radio ook nog aan stond.

Doorgesnoven en dolgeslikte jeugd op Bevrijdingspop? Voor mij krijgt het steeds meer de lading van Moederdag of Sinterklaas – commerciële en onzinnige vrije dagen waar de middenstand de vruchten van plukt.

Maar als ik hier sta, voel ik me omringd door de dolende zielen. Als ik hier sta, besef ik pas echt hoe vrij ik ben. Wat ik te danken heb aan al die twintigers die ook maar in een bootje gezet werden, of uit een vliegtuig gegooid.

Als ik hier sta, besef ik pas echt hoe bijzonder het is dat ik kan schrijven.

Wat ik wil.

Delen is het nieuwe vermenigvuldigen

 

Je kunt niet alleen in de stal zitten, schrijven.

Of visjes bakken.

Of La van Hoogdalem in slaap sussen.

Of Calvados schenken.

In het kader van elke dag iets doen dat je nog nooit gedaan hebt, maar eens naar de plek gegaan waar bijna 72 jaar geleden de basis gelegd werd voor de hedendaagse politieke verhoudingen in de wereld.

Een dubbeltje op z’n kant was het – Herman verwoordde dat ooit al zo treffend in zijn “Als het nét even anders was gegaan”.

De indrukwekkende sereniteit op deze prachtige begraafplaats, staat in schril contrast met hoe het op D-Day zelf geweest moet zijn. Met z’n 150 duizenden en een volgescheten broek uit een bootje springen en joelend een kustlijn bestormen.

De dood – of de gladiolen.

Boerenjongens uit Wyoming, dijkers en pleiners uit Newark, surfers uit Venice Beach, schoolverlaters uit Ontario. Als stalen konijntjes achter elkaar in een rijtje in de schiettent op de kermis.

‘Pang, tik!’, ‘Pang, tik!, ‘Pang, tik!’ – de een na de ander.

De dood werd het, voor de meesten. En witte lelies. Onder een monument voor hen die vielen. Waarbij ‘vielen’ in geen velden of wegen uitdrukt hoe het werkelijk moet zijn geweest.

Struikelen, eerder. Over het lijk van je voorganger. Uiteengereten worden door mijnen. Aan flarden geschoten vanuit onneembare mitrailleursnesten. In prikkeldraad lopend, aan bajonetten geregen. Vermorzeld onder rupsbanden, gevierendeeld door handgranaten, doorzeefd door lood met holle punten – rochelend in het Franse zand, je longen vollopend met zout water – borrelend, schuimend rood in plaats van kabbelend en rustig rollend blauw.

Ik ben, eerlijk gezegd, niet zo’n herdenker. In Nederland. Ik hou niet van massale rituelen, van groepsgedrag waar 80% niet eens weet wat er nu eigenlijk herdacht of gevierd wordt. Het komt met regelmaat voor dat ik mezelf op 4 mei om 20.10 in de auto terugvind, iets te laat om nog ergens bij stil te staan. Met een licht schuldgevoel dat de radio ook nog aan stond.

Doorgesnoven en dolgeslikte jeugd op Bevrijdingspop? Voor mij krijgt het steeds meer de lading van Moederdag of Sinterklaas – commerciële en onzinnige vrije dagen waar de middenstand de vruchten van plukt.

Maar als ik hier sta, voel ik me omringd door de dolende zielen. Als ik hier sta, besef ik pas echt hoe vrij ik ben. Wat ik te danken heb aan al die twintigers die ook maar in een bootje gezet werden, of uit een vliegtuig gegooid.

Als ik hier sta, besef ik pas echt hoe bijzonder het is dat ik kan schrijven.

Wat ik wil.

Delen is het nieuwe vermenigvuldigen